Twee kleine panelen in een zware, maar eenvoudige kader trekken op de laatste Brafa beurs in Brussel mijn aandacht. Gefascineerd als ik ben door bloemstillevens kan ik niet anders dan een kijkje van dichtbij te nemen.


De werkjes zijn gesigneerd door Caroline Friederica Friedrich, een voor het grote publiek tamelijk onbekende schilderes uit Friedrichstadt bei Dresden, in het oosten van Duitsland. Ze werd in 1749 als één van de zes kinderen geboren in een kunstenaarsfamilie: haar vader was de etser David Friedrich Friedrich, die zich had gespecialiseerd in het beschilderen van hoogwaardig olieverfbehang voor de adel en rijke burgerij. Ook haar broer Johann David Alexander Friedrich was als schilder actief. Na de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) kwam het behangpapierbedrijfje van haar vader in slechte papieren, en viel het gezin een tijd lang financieel terug op de inkomsten als schilder en docente van dochter Caroline Friederike.
Wellicht leerde zij van haar vader de basis teken- en schildertechnieken. Het was in die tijd als vrouw immers nog steeds niet evident om een academische opleiding te volgen. Net als veel vrouwelijke kunstenaars uit die periode legde zij zich toe op botanische tekeningen en stillevens. Het zijn genres waar vrouwen in West-Europa echt in uitblonken, denk maar aan grote namen zoals Maria Sibylla Merian, Rachel Ruysch of Maria van Oosterwijck. Doordat vrouwen niet mochten tekenen naar levend (naakt)model, was het vrijwel onmogelijk om zich aan historiestukken, Bijbelse of mythologische thema’s met veel personages te wagen.
Dat Caroline Friederike Friedrich talent had, werd al in haar eigen tijd opgemerkt. De kunstminnende Saksische diplomaat Christian Ludwig von Hagedorn hielp haar aan een studiebeurs voor veelbelovend artistiek talent aan de Electoral Saxon Art Academy in Dresden in 1770. In 1774 werd ze er benoemd tot erelid van de Academie en vanaf 1783 was ze als enige vrouw aangesteld als onderleraar stillevens.
Hoewel veel van haar werk verloren is gegaan, bezit het Kupferstichkabinett Dresden een aantal tekeningen, aquarellen en gouaches, waaronder deze twee studieprenten van respectievelijk een akelei en een maïskolf.


Andere werken van haar bevinden zich in privécollecties, zoals de werkjes die door Douwes Fine Art, galerie uit Amsterdam, op de Brafa beurs te koop werden aangeboden.
Op de panelen schilderde Friedrich met olieverf twee weelderige boeketten in een glazen vaas, elk aan de rand van een stenen tafelblad. De werkjes hebben dezelfde afmetingen en kunnen één geheel vormen, dus wellicht zijn ze ook echt als een paar gemaakt en bedoeld. Zoals we vaak zien in de 17e en 18e eeuw zijn de boeketten samengesteld uit bloemen die in verschillende seizoenen bloeien en dus in werkelijkheid niet samen in een 18e eeuwse vaas voorkwamen. Beide bloemstukken worden vergezeld van kleine vliegende en kruipende insectjes. Enkele bloemen hangen al wat slapper en een enkele bloem is uit het vaasje gevallen. Friedrich presenteert ons boeketten die net over hun hoogtepunt heen zijn. Dit kan een vanitasmotief zijn: verwelkte bloemen wijzen ons op de tijdelijkheid van ons bestaan op aarde en de nutteloosheid van ijdelheid in dat perspectief. Friedrich kiest voor een sobere aardekleurige achtergrond en tafelblad, zodat de aandacht volledig naar de bloemen kan gaan. Die heeft ze met grote zorg bestudeerd en weergegeven. Aandachtige kijkers merken zelfs op dat ze de vaas doorschijnend weergeeft, zodat je de stengels kan zien die net niet de bodem van de vaas raken. Haar signatuur verwerkt ze subtiel net onder de rand van het tafelblad. Voor eeuwig zijn in haar boeketten de vergeet-me-nietjes, asters, rozen en irissen gecapteerd in fijne penseelstreken.

De dunne steel van het vergeet-me-nietje bungelt over de tafelrand waardoor we het al kijker bijna kunnen vastnemen, een typisch tromp l’ouil effect.