De geur van magnolia’s

Eind maart staan talloze magnolia’s te pronken in de Vlaamse voortuintjes. De roos-witte kleurenpracht duurt slechts enkele weken, maar het krikt de gemoedstoestand van velen in snel tempo op. Niet alleen de satijnen tinten van de tulpvormige bloemen, maar ook de fris zoete geur die de magnolia’s verspreiden, zorgen voor vrolijkheid: daar is de lente, eindelijk!

Magnolia’s komen van nature niet voor in West-Europa. In verschillende gebieden van Amerika en Zuid-Oost-Azië bloeien ze al millennia in verschillende soorten. De soort die hier in siertuintjes opduiken, is er vaak eentje die oorspronkelijk afkomstig is uit Midden-Amerika. De naam dankt de plant meteen ook aan de Westerse ‘ontdekking’ van de plant aldaar. Sinds de ontdekkingsreizen werden fauna en flora vaak vernoemd naar West-Europese wetenschappers die een soort voor het eerst ter plaatse ontdekten en bestudeerden. Slechts zelden werd (of wordt) de inheemse benaming van een plant overgenomen door kolonisten. De magnolia, gevonden op de Caraïbische eilanden, is sinds het begin van de 18e eeuw vernoemd naar de Franse botanicus Pierre Magnol.

De geur van magnolia’s is een erg kenmerkende. Het houdt het midden tussen fris en zoet. Geen overweldigende geur zoals sommige snijbloemen dat hebben, maar een erg subtiele toets. Eens de blaadjes vallen en de takken gekneusd geraken, komt er bovendien ook een anijsachtig aroma vrij. Geen wonder dus dat ook de parfumindustrie best veel interesse heeft in deze plant.

Met die geur in het achterhoofd werd één van Amerika’s meest impactvolle muzieknummers ooit gemaakt. Billy Holiday nam het nummer ‘Strange fruit’ op in 1939.

Scent of magnolia, sweet and fresh
Then the sudden smell of burning flesh

Het lied – gebaseerd op een gedicht uit 1937 van Abel Meeropol (die het schreef onder het pseudoniem Lewis Allan) – werd erg populair als protest tegen het lynchen van zwarte Amerikanen in de eerste helft van de 20e eeuw. Een kleine eeuw na de afschaffing van de slavernij vierde racisme hoogtij in de Verenigde Staten. Het protestlied, oorspronkelijk gezongen door de Afro-Amerikaanse Laura Duncan, partner van Abel Meeropol, werd eind jaren 1930 veelvuldig gebracht in de Madison Square Garden in New York. Wellicht maakte Billy Holiday daar kennis met het nummer. Ze zong het regelmatig in haar liveshows. Omdat het zoveel weerklank kreeg, wilde ze het graag opnemen, maar haar platenlabel Columbia weigerde het nummer uit te brengen, omdat het te gevoelig zou liggen in het politieke en racistische klimaat. Uiteindelijk kon Billy Holiday hiervoor eenmalig terecht bij een ander label. Het lied werd een enorm succes en werd nadien ook veelvuldig gecoverd, onder andere in een prachtige versie van Nina Simone.

Billy Holiday, Strange Fruit, 1939

Maar wat is de betekenis van dit protestlied? Vanwaar die scent of magnolia?
Het vreemde fruit in de titel verwijst naar de opgehangen lichamen van gelynchte Afro-Amerikanen, wat in de jaren ’30 helaas geen uitzondering was. De segregatie tussen wit en zwart was bikkelhard. Vooral in het zuiden van de Verenigde Staten, waar de afschaffing van slavernij lang niet door alle voormalige witte slavenhouders werd aanvaard, vonden regelmatig lynchpartijen plaats. Dit waren publieke executies van zwarte medemensen, met als doel de zwarte gemeenschap te terroriseren en te (blijven) onderdrukken. Regelmatig werden slachtoffers gefolterd tot de dood of levend verbrand in het bijzijn van een toejuichende menigte. Dichter Abel Meeropol zou zijn gedicht gebaseerd hebben op een gruwelijke foto van Lawrence Beitler, waarop twee zwarte mannen, Abram Smith en Thomas Shipp, opgehangen zijn in een boom in Indiana in 1930.

Het lied is een bitterzoete en wrange combinatie waarbij het lieflijke platteland, de populieren, het zuidelijke briesje alsook de fris-zoete geur van magnolia’s in schril contrast staan met de gruweldaden die in diezelfde pastorale setting plaatsvonden.

De magnolia’s die ik passeer in mijn stadse omgeving bloeien en geuren heerlijk. Maar voor mij staan ze ook symbool voor een geschiedenis die we niet mogen vergeten. Niet in de Verenigde Staten, maar ook niet hier in West-Europa. Of misschien moeten we ze eerder zien als een symbool van hoop dat we dit als samenleving hopelijk nooit meer toelaten.

Bloemstillevens van Caroline Friederica Friedrich

Twee kleine panelen in een zware, maar eenvoudige kader trekken op de laatste Brafa beurs in Brussel mijn aandacht. Gefascineerd als ik ben door bloemstillevens kan ik niet anders dan een kijkje van dichtbij te nemen.

De werkjes zijn gesigneerd door Caroline Friederica Friedrich, een voor het grote publiek tamelijk onbekende schilderes uit Friedrichstadt bei Dresden, in het oosten van Duitsland. Ze werd in 1749 als één van de zes kinderen geboren in een kunstenaarsfamilie: haar vader was de etser David Friedrich Friedrich, die zich had gespecialiseerd in het beschilderen van hoogwaardig olieverfbehang voor de adel en rijke burgerij. Ook haar broer Johann David Alexander Friedrich was als schilder actief. Na de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) kwam het behangpapierbedrijfje van haar vader in slechte papieren, en viel het gezin een tijd lang financieel terug op de inkomsten als schilder en docente van dochter Caroline Friederike.

Wellicht leerde zij van haar vader de basis teken- en schildertechnieken. Het was in die tijd als vrouw immers nog steeds niet evident om een academische opleiding te volgen. Net als veel vrouwelijke kunstenaars uit die periode legde zij zich toe op botanische tekeningen en stillevens. Het zijn genres waar vrouwen in West-Europa echt in uitblonken, denk maar aan grote namen zoals Maria Sibylla Merian, Rachel Ruysch of Maria van Oosterwijck. Doordat vrouwen niet mochten tekenen naar levend (naakt)model, was het vrijwel onmogelijk om zich aan historiestukken, Bijbelse of mythologische thema’s met veel personages te wagen.

Dat Caroline Friederike Friedrich talent had, werd al in haar eigen tijd opgemerkt. De kunstminnende Saksische diplomaat Christian Ludwig von Hagedorn hielp haar aan een studiebeurs voor veelbelovend artistiek talent aan de Electoral Saxon Art Academy in Dresden in 1770. In 1774 werd ze er benoemd tot erelid van de Academie en vanaf 1783 was ze als enige vrouw aangesteld als onderleraar stillevens.

Hoewel veel van haar werk verloren is gegaan, bezit het Kupferstichkabinett Dresden een aantal tekeningen, aquarellen en gouaches, waaronder deze twee studieprenten van respectievelijk een akelei en een maïskolf.

Andere werken van haar bevinden zich in privécollecties, zoals de werkjes die door Douwes Fine Art, galerie uit Amsterdam, op de Brafa beurs te koop werden aangeboden.

Op de panelen schilderde Friedrich met olieverf twee weelderige boeketten in een glazen vaas, elk aan de rand van een stenen tafelblad. De werkjes hebben dezelfde afmetingen en kunnen één geheel vormen, dus wellicht zijn ze ook echt als een paar gemaakt en bedoeld. Zoals we vaak zien in de 17e en 18e eeuw zijn de boeketten samengesteld uit bloemen die in verschillende seizoenen bloeien en dus in werkelijkheid niet samen in een 18e eeuwse vaas voorkwamen. Beide bloemstukken worden vergezeld van kleine vliegende en kruipende insectjes. Enkele bloemen hangen al wat slapper en een enkele bloem is uit het vaasje gevallen. Friedrich presenteert ons boeketten die net over hun hoogtepunt heen zijn. Dit kan een vanitasmotief zijn: verwelkte bloemen wijzen ons op de tijdelijkheid van ons bestaan op aarde en de nutteloosheid van ijdelheid in dat perspectief. Friedrich kiest voor een sobere aardekleurige achtergrond en tafelblad, zodat de aandacht volledig naar de bloemen kan gaan. Die heeft ze met grote zorg bestudeerd en weergegeven. Aandachtige kijkers merken zelfs op dat ze de vaas doorschijnend weergeeft, zodat je de stengels kan zien die net niet de bodem van de vaas raken. Haar signatuur verwerkt ze subtiel net onder de rand van het tafelblad. Voor eeuwig zijn in haar boeketten de vergeet-me-nietjes, asters, rozen en irissen gecapteerd in fijne penseelstreken.

Detail Bloemstilleven met vergeet-me-nietje. Onder de tafelrand zie je de signatuur van Friedrich.
De dunne steel van het vergeet-me-nietje bungelt over de tafelrand waardoor we het al kijker bijna kunnen vastnemen, een typisch tromp l’ouil effect.

Tervurenlaan 17

Dat is het adres waar mijn oma meer dan zestig jaar woonde.
Het is een prachtig Hôtel de maître, gebouwd van 1906 tot 1908 door architect Benjamin De Lestré. Hij bouwde in en rond Brussel een heel aantal panden in Art Nouveau stijl. Na 1910 koos De Lestré voor een meer conventionele stijl. Verschillende van zijn gebouwen bleven bewaard, waarvan zijn meest bekende wellicht deze in de Afrikalaan 92 is. Langs de buitenzijde vertoont het veel gelijkenissen met dat van mijn grootmoeder.

Beide huizen hebben een statige gevel met een voordeur, breed genoeg om met de koetsen van weleer binnen te kunnen rijden. Opvallende raampartijen met erker op de eerste en tweede verdieping zorgen voor maximale lichtinval in het salon. De aandacht voor details in het smeedijzer van de ramen en deuren, de zwierige uitkappingen in de steen en de ronde vormen zijn typisch voor de Art Nouveau uit die tijd. Ambachtelijkheid werd hoog in het vaandel gedragen en was toen vooral ook nog betaalbaar.

Na het overlijden van mijn oma – mevrouw Vandepoel, ofte ‘oma Soubry’ – wilden mijn broer en ik een blijvende herinnering aan het huis waar zoveel familieherinneringen zich hadden opgestapeld. We vroegen fotografe Hannelore Veelaert om het interieur vast te leggen op de gevoelige plaat, met oog voor alle details waar wij waarde aan hechten.

Nu we de foto’s hebben ontvangen, valt de schoonheid van het pand ons op.
De florale kervingen in het hout van de trapleuning. De duizenden puzzelstukjes waaruit de luchters in het salon zijn opgebouwd. Het sierlijke stucwerk aan de plafonds, de authentieke rijk versierde metalen deurknoppen. Zelfs de vloertegels en het stoffen behang stralen een sfeer uit waar we zo verliefd op zijn geworden.

Toen mijn grootmoeder en haar echtgenoot het huis kochten in de jaren 1960 was de vraag naar dit soort woningen bijzonder laag. ‘Niet meer van deze tijd’. Nu koesteren we dergelijke parels en terecht. Ze dragen bij tot het waardevolle Art Nouveau patrimonium waar de stad Brussel trots mee wil uitpakken.

Omdat we overtuigd zijn van de historische waarde van deze woning, is het onze ambitie om die levend te houden, met respect voor de tijdsgeest en specifieke sfeer die het pand uitstraalt. Laat dit artikel daartoe een eerste stap zijn.

Past Proposals Future Projects

Aaron-Victor Peeters en Lodewijk Heylen presenteren vier dagen lang in de experimentele ruimte ‘Dingen Die Niet Verkopen’ hartje Antwerpen een aantal voorstellen voor kunstwerken in de publieke ruimte. Voorstellen die ze in het verleden maakten voor verschillende plekken of opdrachtgevers, maar die tot op heden (nog) niet gerealiseerd werden. Verwacht je niet aan grote uitgewerkte installaties, maar aan dromen op papier of in kleine schaalmodellen.

(c) Lodewijk Heylen

Schetsen en maquettes beschouwen we vaak als voorstudies die leiden tot een afgewerkt kunstwerk dat we in een museum, tentoonstellingsruimte of zelfs in openlucht in de openbare ruimte kunnen bewonderen. Zelden krijgen ze zelf een ereplaats in een expositie. De tentoonstelling Past Proposals Future Projects zet juist de voorstudies zelf in de kijker.

Op papier kan immers alles, je fantasie kent er geen grenzen. Een maquette dient al wat meer rekening te houden met fysieke elementen zoals zwaartekracht. Kunstwerken in een white cube kunnen zich qua inhoud vrijwel alles permitteren, want het draagt duidelijk een label ‘kunst’ en om die reden wordt het kunstobject zowel aanvaard als ‘onschadelijk’ gemaakt. Maar wie een kunstwerk in de publieke ruimte wil laten fungeren, moet rekening houden met de veellagigheid ervan: de soms kafkaiaanse regelgeving, de zeer diverse gebruikers van de publieke ruimte die elk hun eigen interpretatie kunnen geven aan een werk en de duizenden andere functies die er in het openbare leven heersen zoals verkeer, huisvesting, industrie of consumeren. En dan hebben we het nog niet eens over de hoge budgetten die nodig zijn om het concept daadwerkelijk uit te voeren. Geen wonder dus dat veel kunstprojecten nooit verder geraken dan vellen papier barstensvol ambitie.

De voorstellen van Heylen en Peeters hebben wel degelijk de wens om uitgevoerd te worden, zelfs al schuilt er soms een onmogelijkheid in. Die onmogelijkheid uit zich bijvoorbeeld in het nutteloos maken van functionerende objecten.

Overzichtsfoto schaalmodellen (c) Lodewijk Heylen en Aaron-Victor Peeters

Peeters verzamelt in zijn atelier een heel arsenaal aan tweedehands voertuigen. Hij ontmantelt ze en stelt ze opnieuw samen, waardoor ze vaak onbruikbaar worden. In zijn voorstudies zien we bijvoorbeeld twee auto’s op elkaar gemonteerd met de wielen naar elkaar toe. Het mechanisme werkt, de wielen draaien, maar zullen je nergens naar toe kunnen rijden. In een ander voorstel vervangt hij de wielen door vier zware betonnen bollen die het voertuig onbeweeglijk maken, hoe krachtig de motor ook draait. Er schuilt een soort heimwee in zijn werk naar een tijd waarin auto’s nog het summum van vrijheid, onafhankelijkheid, snelheid en vooruitgang inhielden. Op enkele schetsen plakt hij ook uitgeknipte pitspoezen, wulpse vrouwen in weinig verhullende kledij. Want hoorde er naast elke succesvolle man met een blitse wagen niet steevast een pitspoes? Helaas overleefden deze dames de tijdsgeest niet, en het werk van Peeters lijkt te suggereren dat ook het tijdperk van de automobielindustrie er bijna op zit. Net als monolieten zullen pick-up trucks ons binnenkort doen herinneren aan een fascinerend verleden waarvan de betekenis van de artefacten ons niet meer duidelijk is. Graag neemt hij waardig afscheid van onze fossiele voertuigen. Dat doet hij in een bijzondere schets waarin hij een ontmantelde auto voorstelt op een draagberrie. De auto wordt als een relikwie door sterke armen uit de gemeenschap rondgedragen in een processie en verdwijnt nadien weer in een heilige schrijn of tempel. De functionaliteit van de wagen die ons ooit vooruit hielp in het leven, heeft voorgoed afgedaan. Peeters’ werken drukken een onbestemde nostalgie uit naar een verleden dat nog niet helemaal is afgerond en dus nog niet te vatten. De Portugezen zouden er het bitterzoete woord saudade voor gebruiken.

Dat gevoel geldt eveneens voor de ‘Re-enactments’ van Heylen. Hij stelt de heropvoering voor van gebeurtenissen die nog niet hebben plaatsgevonden. Zijn voorstellen zijn een contradictio in terminis in meerdere betekenissen. De lineariteit van het begrip ‘tijd’ maakt het onmogelijk om een actie die nog niet is gebeurd al te gaan reconstrueren, simpelweg omdat je nog niet kan weten óf en hóe het zal plaatsvinden. Bovendien zijn de voorgestelde Re-enactments van een dusdanige destructieve aard, dat het naspelen ervan tot onherstelbare schade zou leiden. Zo doet hij een voorstel voor een Re-enactment van de afbraak van het viaduct in Merksem. Deze brug zal wellicht zonder veel eer verdwijnen tijdens de Oosterweelwerken die het verkeer in en rond Antwerpen danig beïnvloeden. Door nu al een voorstel te doen om de afbraak ervan herop te voeren, tilt Heylen de (toekomstige) gebeurtenis op en plaatst de gebeurtenis op een voetstuk. Re-enactments vinden traditioneel gezien enkel plaats voor belangrijke historische momenten zoals de Slag bij Waterloo, mijlpalen die in ons collectieve geheugen zijn gegrift en die we waardevol genoeg vinden om te herdenken. Heylens voorstel is – bij voorbaat – een warme oproep om ook deze mijlpaal niet te vergeten. Ook andere Re-enactment-voorstellen hebben die onmogelijkheid in zich. Zo stelt hij de vernietiging voor van een huis, door die op verschillende opleggers van vrachtwagens te bouwen en die nadien verschillende richtingen te laten uit rijden waardoor de grondvesten scheuren en het huis instort. Of een reconstructie van een overstroming in een stadscentrum, door de aanleg van een omsloten dijk en die te vullen met water. In andere schetsen wil Heylen een kraan omgekeerd op zijn giek plaatsen of betonnen platen op een wegdek rechtop zetten om zo een verticale baan te maken. In alle gevallen is het onmogelijk de handeling te herhalen doordat het object en de omgeving er helemaal anders zullen uitzien, kapot of zelfs helemaal vernietigd zullen zijn. De voorstellen maken ons bewust dat wat we vanzelfsprekend vinden, niet de enige optie is.

Door de hoge prioriteit die we geven aan het utilitaire in onze maatschappij, lijkt er geen plaats om deze absurde voorstellen van Peeters en Heylen ook daadwerkelijk uit te voeren. Nochtans zijn dit stuk voor stuk erg interessante denkoefeningen. Hoe zullen we onze toekomst vormgeven? Wat is nu al absurd en met uitsterven bedreigd zonder dat we dat beseffen? Door met hun voorstudies naar buiten te treden, maken ze hun denkprocessen zichtbaar en nodigen ze ons uit om mee na te denken over hoe wij onze gedeelde ruimte willen zien, gebruiken, ordenen en vooral gezamenlijk kunnen en willen beleven.

Deze tekst schreef ik in opdracht van Lodewijk Heylen en Aaron-Victor Peeters op basis van een interview met hen, naar aanleiding van de tentoonstelling Past Proposals Future Projects.
Van 15 tot 18 december 2022 te zien bij Dingen Die Niet Verkopen, Oude Beurs 62, Antwerpen
.

Open Salon

Gegroeid vanuit de vroegere salons waar intellectuelen kennis met elkaar deelden, wilde ik graag lokaal creatief talent uit mijn huidige thuisstad Sint-Niklaas een namiddag en avond lang een podium geven. Kennis en verhalen delen, met een flinke slok wijn en lekker eten, voor iedereen die daar voor open staat. Eindejaarsperiodes lenen zich daartoe het best nu de dagen buiten zo kort zijn. Deze tijd van het jaar staat een mens traditioneel ook wat meer stil bij zijn medemens. Of je nu gelovig bent of niet, barmhartig zullen we wezen in deze periode. Daarom leek het vanzelfsprekend om dit Open Salon te kaderen in het teken van een goed doel.


We kozen met enkele geëngageerde deelnemers voor Stoff vzw. Zij verzamelen verhalen van asbestslachtoffers uit de regio. Bezieler van deze lokale vereniging is Johan De Vos. Hij is fotograaf, journalist, schrijver, begeesterend verteller én luisteraar. Samen met de andere leden van Stoff vzw luistert hij naar verhalen van asbestslachtoffers, pent hun verhalen neer en bewaart ze. Hij schreef verschillende boeken. Zo ook een boek over Christiane Thijs. Een gewone vrouw uit Sint-Niklaas met veel levensvreugde, maar ook veel leed. Ze stierf te vroeg, aan asbesteose, zoals velen in deze regio. Het verhaal greep me aan en van het ene kwam het andere.

Het Open Salon vindt plaats op zaterdag 10 december van 16 tot 22 uur in mijn salon: Tereken 23 in Sint-Niklaas. Verwacht je aan een namiddag en avond vol performances, voordracht, muziek, film, poëzie, lezingen, eten en drinken.

Alle bezoekers nodigen we uit om een vrije bijdrage te geven voor het goede doel Stoff vzw. Ook de opbrengst van alle hapjes en drankjes die verkocht worden gaat naar Stoff vzw.

NAMIDDAGPROGRAMMA (16u-18u30)

– 16u verdwalen in de stad (Simon en Midas De Bock) & lezing over dwaaltochten sinds de Situationisten (Laureline Soubry)
– 16u30: de kracht van een mislukte foto (Johan De Vos)
– 16u50: Jef Staes leest voor uit zijn dichtbundel Ruitenwissersproeistof
– 17u: muzikaal liefdesverhaal (Evelien Hoedekie en Michiel De Malsche)
– 17u20: Jef Staes leest voor uit zijn dichtbundel Ruitenwissersproeistof
– 17u30: De keuze van – een selectie vrouwelijke poëzie (Wendy Serraris)
– 18u: Jef Staes leest voor uit zijn dichtbundel Ruitenwissersproeistof
– 18u10: making of en sneak peak van de animatiefilm Sprokkeltoer (Eline Koklenberg)

DINER TIME (18u30-19u30) met chili con of sin carne en dessertenbuffet

AVONDPROGRAMMA (19u30-22u)

– 19u30: de kracht van een mislukte foto (Johan De Vos)
– 20u: Lezing over de land art van Nancy Holt (Katrien Laenen)
– 20u30: Jef Staes leest voor uit zijn dichtbundel Ruitenwissersproeistof
– 20u40: een verhaal over water; gas; elektriciteit en geld (Helga Collyn)
– 21u: 18e eeuwse marketingtechnieken (Alessandra De Mulder)
– 21u20: Jef Staes leest voor uit zijn dichtbundel Ruitenwissersproeistof
– 21u30-22u: spoken word performance (Patrick Stevens aka hypnoskull)
Tussenin voorziet kunstenaar Wim Wauman de voordrachten en verhalen van artistiek commentaar.

Locatie: Tereken 23, Sint-Niklaas.

Veel dank aan alle deelnemers voor hun vrijwillige deelname, vrienden en familie voor alle helpende handen en U – bezoeker – voor uw interesse, aanwezigheid en genereuze bijdrage.

We haalden samen 820 euro op voor Stoff vzw!

€urope, the continent of the fleeing

About 8 months ago, Putin declared war to Ukraine. Although this war started already years ago when Russia occupied the Krim, it took international organizations and countries until this Spring to understand and admit that Ukraine was under attack.

Viktor Bernik, an artist who works and lives in Ljubljana, Slovenia made an interesting artwork in this context. On an official banknote of 20 euro, he printed small human figures fleeing from East to West over Europe. Some of them with luggage on their back, some with small children at their side. You will probably only recognize them as little humans when you take a close look or when you’re informed to look for them.

I was particularly interested in this work because Viktor Bernik decided that – instead of receiving a fair payment for his work (although I’m a big fan of fair payment for artists) – you could make a direct donation of 200 euro or more to support refugees and people in Ukraine. With his permission I purchased the work by donating 200 £ to the independent press agencies in Kiev, realizing how important correct information is, for the local people in Ukraine, as well for the international media.

In Belgium, support by both the government and particulars was gained fast for the victims in Ukraine. Apparently, public opinion was more willing to give refuge to Europeans, than for refugees from countries like Syria, Afghanistan or African countries.

What struck me, was how much the Belgian government depended on the support of their citizens. A whole campaign encouraged citizens to give your extra room for ‘some time’ to a family. That ‘some time’ became months and months. In the meantime, the government didn’t make any effort for structural shelters. Eight months after this war started, there still is a huge lack of housing and suitable personnel.

By the time I’m writing this article, we are October 2022. More than a year mostly single men are denied a safe shelter in Belgium. Disturbing messages reached out that also minors and families with (young) children don’t find a safe space to sleep anymore.

Vluchtelingenwerk Vlaanderen posted Monday October 17th that 39 minors had to sleep on the streets. Tuesday October 18th 10 minors and 139 single men were sent away again. October 19th they post about self-made cardboard tents from minor refugees who got destroyed by the Brussels police (with the permission of the mayor), declaring that no tents are allowed in public space. But what other choice do they have? The federal government promised help from our military forces, to create shelters and use their personell, but only by December. This is ofcourse not a structural long term solution.

Refugees will keep fleeing from war zones, regions with catastrophic climate changes or places where your own life is at risk due to religion, opinion, skin color, gender etc. This strong work of Viktor Bernik shows us a constant fleeing, in the hope to find a better life, or just a chance to actually LIVE in this relatively safe and wealthy part of Europe.

The title of the work €urope might indicate why dominating people in power positions don’t really care or make an effort to protect human rights. They are not willing to put money in refugees because it’s not a short term investment with a high return. Although history already learned us that a proper investment now might be a very good idea on a long term.

Please treat your refugees as if they are important guests, you might be surprised how valuable they are.

Viktor Bernik
€urope, 2022
inkjet print on 20€ banknote
limited edition, signed
price: 220 €
(Proceeds (200 €) will be donated to support refugees and people in Ukraine.)

#europe #euro #greed #powerlust #screwpowerhungryleaders #fuckoneprocent #crazyputin #westmaderefugeestoo #ukrainewar #syria #afganistan #etc

instagram.com/viktorxbernik
instagram.com/vluchtelingenwerkvl

De vervloekte bergen en de Kanun

Eind augustus trok ik enkele dagen de Vervloekte Bergen in, op de grens tussen Kosovo, Albanië en Montenegro. Een prachtige streek die nog maar recent ontsloten wordt. Met de route ‘Peaks of the Balkan’ worden de laatste jaren stappen ondernomen om dit transnationale gebied open te stellen voor geoefende bergliefhebbers die er met de rugzak doorheen trekken.

Bergzicht tijdens de trail tussen Milishevc en Guri Kuq, deel van de Peaks of the Balkan (eigen foto)

De voor de hand liggende vraag die ik me stelde was waarom die bergen ‘vervloekt’ zijn?
Verschillende legendes doen de ronde. Ze zijn allemaal gelinkt aan de Kanun en in alle gevallen zijn er vele doden mee gemoeid. Ik dook in de boeken van Ismail Kadare, een gevierde, maar ook gecontesteerde Albanese schrijver die als geen ander kon vertellen over de Rrafsh: de hoogvlakte in deze streek. Zijn roman uit 1978 ‘Een breuk in april’ wijdt hij volledig aan deze regio. Het hoofdpersonage is een vooraanstaande auteur uit Tirana in de jaren dertig van vorige eeuw die samen met zijn jonge vrouw Diane op huwelijksreis gaat in deze mythische streek, gefascineerd door de vele verhalen over het gebergte. Ook de jonge bergbewoner Gjorg is aan het woord, die net een moord pleegde volgens de eeuwenoude regels van de bloedwraak, zoals omschreven in de Kanun.

De Kanun kan je begrijpen als het gewoonterecht dat in de bergen van Noord Albanië volgens strikte regels het dagelijkse leven bepaalde. Een aspect dat vaak belicht wordt is de bloedwraak, zoals we die ook in heel wat religies en oudere geschriften tegenkomen, wanneer er sprake is van strakke omgangsregels.

Volgens de bloedwraak in de Kanun zijn mannen verplicht om bij schending van de familie-eer wraak te nemen – en dus een man uit de rivaliserende familie volgens de regels van de traditie te doden. De bloedbelasting die ervoor werd betaald, maakte een aanzienlijk deel uit van de schatkist van de Rrafsh. Mogelijks was de regio o.a. daardoor vrij onafhankelijk van de rest van Albanië, zonder al te veel inmenging vanuit hoofdstad Tirana, of eerder nog, vanuit het Ottomaanse Rijk. Het hele leven van de bergbewoners werd de afgelopen eeuwen gedicteerd door de (mondelinge) overleveringen van deze gewoontewet, tot het communistische regime er in de jaren zeventig van vorige eeuw komaf mee maakte.

Reproductie die aan de muur hing in een berghut waar ik logeerde. De afbeelding is een gekende prent die verwijst naar de Kanun. Mannen in traditionele klederdracht en wapens. De oorspronkelijke kunstenaar is me onbekend.

Twee van de verklaringen voor de benaming ‘Vervloekte Bergen’ die ik kreeg van Kosovaarse Albanezen ter plaatse, hebben te maken met de positie van de vrouw en het huwelijk.

Een grote Kroeshk, een bruidstoet van naaste familieleden die de bruid begeleiden naar het huis van haar bruidegom (een man die ze in de meeste gevallen nooit eerder zagen), kwam in slecht weer terecht, waarbij een groot deel van de stoet een ellendige vriesdood stierf. De Kanun gebiedt dat zelfs een zieke of stervende bruid alsnog het huis van de bruidegom wordt binnengedragen en in het huwelijk wordt verbonden. Bij het binnengaan feest men, bij het buitengaan wordt gerouwd. De traditie wil dat de familie van de bruid een kogel schenkt aan de bruidegom, met de boodschap dat hij die tegen zijn aanstaande vrouw mag gebruiken wanneer zij hem ongehoorzaam zou zijn of hem zou willen verlaten.

Een tweede verklaring kreeg ik van suppoosten in The Flat, een locatie binnen de Manifesta Biennale, in een buitenwijk van Prishtina. Kunstenares Alicja Rogalska huurde deze flat van een Kosovaarse vrouw die het merendeel van haar tijd elders in Europa woont. Ze richtte de flat volledig in als artistieke installatie. Een televisiescherm toont een documentaire waarin de positie van vrouwen in Kosovo wordt toegelicht. Slechts 14% van de vrouwen is aan het werk. Een schrijnend gebrek aan (betaalbare) kinderopvang en hardnekkige tradities staan dat vaak in de weg. Vrouwen bezitten er ook nauwelijks vastgoed, dit appartement is een uitzondering en kreeg de installatie toepasselijke naam ‘Sister Flats’.

Aan het raam staat een strijkplank met een heel web aan ondergoed en kanten versieringen, een typisch huisgemaakt cadeau voor vrouwen die in het huwelijk treden. Op de muur tekende de kunstenares een panorama van de Vervloekte Bergen, met een goedkope fond de teint als pigment.

Deel van de installatie Sister Flats van Alicja Rogalska, Manifesta Biennale, Prishtina, 2022

De legende die de suppoosten me vertellen gaat over een jonge bruid die alsnog was ontsnapt aan een opgelegd huwelijk. Ronddolend in de woeste Rrafsh stierf ze echter aan honger en dorst. Met de tekening van de Vervloekte Bergen op de muur lijkt de kunstenares te suggereren dat ook vandaag een huwelijk voor Kosovaarse vrouwen weinig perspectieven biedt, en al zeker voor vrouwen in regio’s waar striktere regels en minder mogelijkheden je leven bepa(a)l(d)en.

Die Vervloekte Bergen waar volgens de legendes menig doden vielen, tellen over de eeuwen heen ook effectief heel wat doden, en dat lang niet alleen onder invloed van de Kanun. Ook heel wat oorlogen werden hier uitgevochten, tot aan de bloedige laatste in 1999 toe. Tijdens mijn trektocht door het landschap stuitte ik op ontelbaar veel kleine en grotere kerkhoven en gedenktekens voor gesneuvelde soldaten. Geen bloedwraak, maar martelaars voor de vrijheid.

Hoog op de bergtoppen waait de Albanese vlag om de vele slachtoffers te eren (eigen foto)

Deze bergstreek is bezaaid met beladen geschiedenis en tegelijk zo ontzettend mooi voor wie van desolate bergtoppen houdt. Hopelijk kan het gebergte vanaf nu vooral ontzettend mooi zijn.


Een dérive door de stad

Mijn zoon maakt graag zijn eigen wandelroutes. Ten tijde van corona, gesloten scholen en het verbod om speelpleintjes te betreden, trokken we samen door onze eigen stad. Wandelingen met bestemming onbekend. We botsten steevast op onbekende wegeltjes of bijzondere bouwsels (Vlaanderen kan er wat van). Het levert nog steeds fijne avonturen op.

Zijn zelfgemaakte stadsplannetjes waarbij het doel niet vast lijkt te liggen, deden me denken aan de dérives van de psychogeografie, waar ik onlangs in een tekst mee in aanraking kwam.

De term ‘psychogeografie’ wordt vaak toegeschreven aan Guy Debord, een bekende Situationist. Deze Situationisten waren kunstenaars en intellectuelen die in jaren vijftig en zestig vooral in Parijs actief waren en zich verzetten tegen massaconsumptie en regelgeving. Een continue staat van maatschappelijke revolutie was hun doel. Je moest je dus niet laten leiden door wat politici of media je voorkauwden, maar enkel en alleen op je eigen instinct vertrouwen. Psychogeografie definieerde Debord als “de studie van de precieze wetten en specifieke effecten van de al dan niet bewust georganiseerde geografische omgeving op de emoties en het gedrag van individuen”. Hij en andere zielsgenoten wilden je door middel van je eigen fantasie de stad of omgeving anders laten ervaren.

Dit leverde zogenaamde dérives op: dwaaltochten doorheen de stad volgens een eigen recept. Sommigen lieten een dobbelsteen bepalen waar je heen ging of volgden een bepaald algoritme, zoals mijn zoon uittekende: 1e straat links, 2e rechts, enzovoort. Het doel is vooral om je te laten leiden door toeval en stil te staan bij hoe de sfeer van straat tot straat of van wijk tot wijk verschilt en het gevoel dat je daarbij hebt.

Uit de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw zijn een aantal interessante kaarten overgebleven, hoe een stad anders beleefd kan worden.

The Naked City, stadskaart van Parijs, Guy Debord

Zo is er The Naked City, een verknipte stadskaart van Parijs, waarbij Guy Debord alle interessante wijken van Parijs aan elkaar plakte met aanduiding van de korte route daarheen zodat je de rest van Parijs kan vermijden. Dat een grootstad constant in beweging is en een wijk op slechts enkele jaren volledig kan veranderen, daar lijkt hij wel aan voorbij te gaan.

Interessanter om een stad op een andere manier te leren kennen vind ik de algoritmes die o.a. door huidig Nederlands psychogeograaf Wilfried Hou Je Bek (prachtige naam overigens) en Socialfiction worden gebruikt. Dit heeft veel weg van het systeem dat ook mijn zoon gebruikt om te stad door te kruisen. Het nadeel van deze algoritmes is dat je soms in cirkeltjes blijft lopen of helemaal niks interessants tegenkomt omdat de wijken er zich niet toe lenen.

Nog interessanter vind ik de experimenten waarbij bijvoorbeeld een kaart van Parijs werd gebruikt om in Londen op zoek te gaan naar een (soort van) Eiffeltoren, of recente dérive-apps die je opdrachten geven als ‘volg de komende 4 straten een man met een pet’.

Nu leven we natuurlijk in een tijd waar een papieren plattegrond nauwelijks nog wordt gebruikt. Net als het merendeel van mijn stads- en leeftijdsgenoten klik ik op de gps-app van mijn telefoon om de kortste weg van punt A naar B te zoeken, bij voorkeur met onderweg aanduidingen van restaurants, bezienswaardigheden, bushaltes of het vermijden van wegenwerken en files.

We vertrouwen blindelings op de uitgestippelde wegen die Google of andere platformen ons aanbieden, maar het beperkt ons perspectief enorm. Als toerist in een vreemde stad tracht ik vaak eerst een hoger uitkijkpunt te vinden en met een stadsplannetje uit het toeristisch kantoor probeer ik zo rivieren, hoofdwegen, kerk- of andere torens te onderscheiden en te ontcijferen wat zich waar en tegenover elkaar bevindt. Een zogenaamd vogelperspectief over het geheel. In een artikel van Ann Verhetsel (The World in our heads) las ik dat kinderen die net kaart leren lezen als eerste het vogelperspectief onder de knie hebben. Pas later krijgen ze inzicht in de schaal en de betekenis van pictogrammen.

Een GPS verkleint daarentegen onze blik, je staat middenin de kaart en kijkt enkel rechtdoor. Je raakt er zelfs letterlijk het noorden van kwijt, want zowat alle GPS-systemen zijn tegenwoordig zo ingesteld dat ‘rechtdoor’ betekent dat je naar boven lijkt te wandelen, welke windrichting dat ook mag zijn.

De meeste GPS-systemen voeden zich met informatie die ze van gebruikers krijgen. Super handig: Heb je honger, klik dan op ‘boodschappen’ of ‘restaurants’. Tank leeg? Zoek een tankstation. Waar kan ik parkeren? Waar is er iets te doen? Alle hotspots kan je zelf naar hartenlust toevoegen of zelfs manipuleren.

Dat deed ook de Duitse kunstenaar Simon Weckert. Hij wist begin 2020 een virtuele monsterfile te creëren door met een karretje vol smartphones met een actieve gps-tracker stapvoets heen en weer over de Michaelbrücke te rijden. Google nam elke smartphone aan voor een individuele automobilist en kleurde bijgevolg de brug helemaal rood. Ik vind het één van de meest geslaagde #googlemapshacks.

Het vertelt ons erg veel over de beperkingen die een app als Google Maps heeft om ad hoc te leren en daarop te anticiperen. Tegelijkertijd wijst het ons op de gevaren van platforms die werken met open data die gebruikers zelf kunnen toevoegen én de gevaren van bedrijven die daarop de controle uitoefenen. Als ik Google Maps om fietsinstructies vraag, is de kans groot dat ik de hele tijd langs een drukke autobaan rijdt, terwijl er zich vlakbij een fietssnelweg bevindt. Voetwegen zijn al helemaal onvindbaar. Trage weggebruikers kunnen zich gelukkig behelpen met andere, speciaal daarvoor ontworpen apps.
Speciaal voor iedereen met een stevige portie Wanderlust, die na een verdwaalpartij terug naar huis wil.

De haute couture van AureLéon Duluc, in het werk en leven van Félicien Rops

Het Félicien Rops museum in Namen is gewijd aan Namens meest bekende én geschandaliseerde kunstenaar. De collectie etsen, tekeningen en schilderijen herbergt enkele topstukken en is sowieso een bezoekje waard. In het museum trok ook een opvallende jurk mijn aandacht. Een avondjurk van het Parijse modehuis Duluc.

Aurélie en Léontine Duluc stonden, samen met hun zus Marie, aan het hoofd van ‘Maison Duluc’ (1867-1889). Félicien Rops ontmoette de dames tijdens zondagse pleziervaartjes in de Franse hoofdstad, waar kunstenaars en mode-artiesten vaak aan deelnamen. Behalve op Parijs, werd Félicien er ook verliefd op Aurélie en Léontine. Die liefde bleek wederzijds en groeide uit tot een heuse menage à trois.

In het Félicien Rops museum zijn verschillende schetsen van Rops te vinden, die hij maakte voor het modehuis, waarbij de kwaliteit en de luxe van deze haute couture van het papier springt. De galante Parisiennes van midden en eind 19e eeuw paradeerden in de luxueuze avondjurken van Maison Duluc. Ongetwijfeld is de mode van Duluc van invloed geweest op het werk van Rops, en omgekeerd.

De jurk van Maison Duluc is één van de weinige werken in textiel die het museum tentoonstelt. Het is een elegante zwarte avondjurk die tot aan de grond reikt, met een klein sleepje achteraan. De lange mouwen, hals, borst en taille zijn afgewerkt met gouden en zwarte borduursels, fijne draden met parels, edelstenen en metalen versieringen. De rug is volledig uitgewerkt in dezelfde verfijnde stijl. De zwarte en gouden bloemen, geborduurd op een licht doorschijnende stof, bedekken suggestief de schouderbladen. De dame voor wie deze jurk bestemd was, heeft er die avond wellicht de show mee gestolen. Gezien het ontbreken van een hoepelrok of crinoline, is deze jurk waarschijnlijk eind 19e eeuw te dateren. Een precieze datum is niet bekend.

Het familiebedrijfje Maison Duluc had maar liefst tien werknemers in dienst en vestigde zich in de meest prestigieuze wijken van Parijs. Het is jammer dat er in de mainstream literatuur over Félicien Rops vaak enkel wordt verwezen naar de ‘twee naaistertjes of hoedenmaaksters’ (naar de Franse woorden ‘couturiers’ en ‘modistes’) waarmee Rops een affaire had. Deze dames runden een succesvol bedrijf, stonden financieel volledig op eigen benen en hun relatie was van een langdurige en duurzame aard (zo’n dertig jaar, tot aan de dood van Rops). De briefwisseling tussen ‘AureLéon’ en ‘Féli’, zoals ze in hun brieven naar elkaar verwezen en ze ondertekenden, is getuige van deze intense relatie.  

Rops ontwierp verschillende logo’s voor het modehuis, waar we verschillende adressen van kunnen afleiden. In 1889 opent zelfs een laatste filiaal in New York: “Rockwell et Duluc”, na een commerciële reis in 1884, die Félicien Rops en AureLéon Duluc ondernamen, met hun dochter Claire (geboren in 1871).

De biologische moeder van Claire mocht dan wel Léontine zijn, de drie geliefden voedden haar gezamenlijk op. Claire Rops/ Duluc/ Demolder (ze wordt met deze verschillende achternamen genoemd) bleek de artistieke genen van haar ouders te hebben geërfd. Onder de (mannelijke) pseudoniemen ‘Monsieur Haringus’ en ‘Étienne Morannes’ illustreerde zij o.a. verschillende boeken van haar echtgenoot Eugène Demolder.  

Woning Demi-Lune in Corbeil-Essonnes, foto einde 19e eeuw

AureLéon en Féli Rops kochten in 1884 hun woonst ‘Demi-Lune’ in Corbeil-Essonnes, even buiten Parijs, waar ze van hun oudere dag genoten van de opbrengsten van hun zaak en kunstenaarschap. Félicien Rops stierf er in 1898. Voor de gefortuneerde lezers: dit legendarische huis staat momenteel te koop.

Félicien Rops, Saint-Germain-en-Laye, 1876, huile sur panneau, 26 x 35 cm. Les Amis du musée Rops, en dépôt au musée Rops, inv. AMIS PE 167

Rops legde de drie belangrijkste vrouwen in zijn leven vast in dit kleine schilderijtje in impressionistische stijl. Onthoudt ze, deze bijzondere dames: Aurélie, Léontine en Claire Duluc.

Meer info op www.museerops.be

Abortion is health care

24 juni 2022 zal de geschiedenis ingaan als de dag dat vrouwenrechten in de Verenigde Staten van Amerika fors werden ingeperkt. Het Amerikaanse Hooggerechtshof besliste om het grondwettelijk recht op abortus te schrappen. Abortuswetgeving komt vanaf heden (opnieuw) in handen van de verschillende staten. Elke staat kan afzonderlijk beslissen hoe streng of soepel de lokale abortuswetgeving is.

Eline De Clercq, Artemisia, installatie in de tentoonstelling ‘Sugar for the pill’, in De Studio tijdens Antwerp Art Weekend 2022.

Een dag later werd ik op het Europese continent wakker met het nieuws dat 16 van de 50 Amerikaanse staten het recht op abortus per directe ingang (of van zodra mogelijk) verbieden of inperken. In de meest conservatieve staten zoals North en South Dakota, Missouri, Louisiana, Texas, Mississippi of Oklahoma wordt abortus strafbaar vanaf de bevruchting, zonder uitzondering. Ook niet indien de zwangerschap het gevolg is van verkrachting of incest. In Oklahoma is ook iedereen die een abortus zelfs maar aanmoedigt strafbaar. Dokters krijgen in verschillende staten tot 15 jaar cel als ze abortus uitvoeren. Vrouwen die een abortus ondergaan tot 99 jaar, dat is levenslang. Abortuspillen kan je niet langer online bestellen en je mag niet naar een andere staat reizen voor een ingreep.

Nochtans ondergaat 1 op 4 vrouwen in de Verenigde Staten tijdens hun leven een abortus. Dat aantal ligt hoger dan in België, waar het om 1 op 5 vrouwen gaat (cijfers van Fara.be uit 2019). Elke vrouw heeft haar redenen, die zijn divers en vooral niemands zaken. Die aantallen zullen niet dalen nu abortus illegaal wordt, integendeel. De podcast van Björn Soenens leert me dat hoe strenger het beleid, hoe hoger het aantal (geregistreerde) abortussen. Strengere abortuswetgeving hangt ook samen met het inperken van de informatie over abortus en toegang tot anticonceptie. Minder toegang tot anticonceptie houdt uiteraard een groter risico op ongewenste zwangerschappen in. 1 op 4 Amerikaanse vrouwen zal in een aantal staten binnenkort gedwongen worden een kind te dragen en te baren waar ze niet voor heeft gekozen.

Hoewel, het is niet omdat abortus illegaal is, dat het niet zal gebeuren. Abortus zal illegaal plaatsvinden, in veel minder veilige omstandigheden. Abortus heeft altijd en zal altijd en overal bestaan. Ik moest bij dit alles denken aan een installatie van Eline De Clercq die ik tijdens Antwerp Art zag, in de tentoonstelling ‘Sugar for the pill’, gecureerd door Zeynep Kubat.

Eline De Clercq, Artemisia, installatie in de tentoonstelling ‘Sugar for the pill’, in De Studio tijdens Antwerp Art Weekend 2022.

Eline De Clercq bracht een ode aan Artemisia, de Griekse godin van vrouwen en vrouwenwelzijn. De gelijknamige plant is gekend om haar geneeskrachtige werking bij hevige menstruatie, zwangerschap, bevalling én kan bij abortus dienen om de vrucht af te drijven. De installatie bestond uit tekst op grote stukken textiel en kruiden uit haar ‘Gesamthof’ in Antwerpen, een artistiek tuinproject met de nadruk op ecologie, kunst en lgbtqi+ activisme. Ook in mijn eigen stadstuintje bloeit de plant weelderig. De installatie in De Studio straalde rust uit. Een geruststelling waar ik als vrouw graag op terugval. Weten dat ik in dit land gelijk wanneer onder veilige omstandigheden een zwangerschap kan beëindigen, mocht het nodig zijn. Een krachtige installatie die ik las als een statement dat wij vrouwen er nooit alleen voor staan wanneer we een dergelijke moeilijke beslissing moeten nemen. Hey sister, we got your back.

Abortion IS health care.
Net zoals we als samenleving verplicht zijn om zwangere vrouwen van alle nodige medische en mentale hulp te voorzien, is het eveneens onze plicht om hen te helpen die ervoor kiezen een zwangerschap af te breken, om welke reden dan ook. Dit verbod op abortus is een inperking van het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen en heeft niks te maken met het zogenaamde recht op leven van een ongeborene. Wie écht begaan is met het leven van ongeboren kinderen, investeert in kinderopvang, medische zorg, zwangerschapspreventie én steunt ook vrouwen die van een zwangerschap willen afzien. Kortom, in het welzijn van àlle vrouwen.